Na armageddon. 

De duistere nacht is nu voorbij. De wereld is een woestenij. Waar eens de vogels zongen klinkt nu rouwzang in het veld, de wereldlegers uitgeteld.

De heersers keerde zich tegen God. Ze zochten eigen macht en genot. Ze wilde Israël voorgoed in vuur en vlam doen staan. Het leek erop dat het echt die kant op zou gaan.

De wereld schudde en de aard heeft gebeeft. Zo sterk heeft niemand dat ooit beleeft.  Krachtig ging de hemel open vuur vloog door de lucht, de mensheid vloog op de vlucht.

Storm en onweer, armageddon, vuur verslind legermachten. God verbreekt duistere machten.

Nu op het veld is niets wat nog leeft. Toch is het uit met wat is geweest. Zie aan de horizon schijnt ook nu de zon en ontstaat een nieuwe levensbron.

God roept de overgebleven mens nabij. Uit alle volken komt een grote stoet dichterbij. Verbaast over de grootheid van God zingt een ieder vol ontzag, “ Heer U bent Groot, U hebt Uw woord volbracht!”

U bent waardig, U bent Koning. Uw majesteit is enorm groot.  U bent Redder in de nood.