Dienaren.
Ik ging eens naar de stad waar ik liep door de straten en doolde op de pleinen op zoek naar vertier. Hoewel de leegheid mij overspoelde en ik dacht dat het aan mij lag, begon het geklier. Een groepje opgeschoten jochies begonnen iedereen uit te dagen met scheldwoorden gooien alsof het de normaalste zaak was. Misschien hebben ze thuis niets te zeggen en zijn op school de lolligste van de klas. Hoewel irriteren meestal langs me heen glijd kreeg ik te doen met deze leeg hoofden rij. Ze vonden geen vertier en daarom begon het geklier een duidelijk beeld van ik wil er ook nog zijn.


De helden van de straten, de pleinen en de stegen ze zijn met zichzelf verlegen. De helden van de buurten, de scholen en de winkels zijn feitelijk rare kinkels, ze wil niet voor elkaar onderdoen. Maar eigenlijk zijn ze stuk voor stuk helemaal pontificaal uitgevloerd. Holle woorden, beledigingen het zijn slechts kromme schimmen van deze tijd. Waar houd mijn begrip op voor mensen in de dop van hun leven.


De centrale gedachten, niet wat wij mensen verwachten zal afdoende zijn. Want wie zichzelf heeft verloren heeft alleen nog maar oren voor wat er leeft tussen het zogenaamde lef en de stoerheid. We moeten bidden en strijden dat ze niet de diepte in glijden en verzuipen in hun eenzaamheid. Maar onze helden worden knechten als we de bolwerken slechten en ze dienen mogen in Gods koninkrijk.


Knechten in Gods koninkrijk voelen zich niet zo belangrijk. Hun motto is dienen in Zijn vrederijk zo zetten ze de tegenstander te kijk. De dienaren in Gods koninkrijk zijn niet arm of dom maar rijk. Alleen maar Gods eer is belangrijk. Boodschappers van vrede tot in eeuwigheid.


Als jij nou gaat staan en voor Jezus wil gaan komt er voorgoed een einde aan jou eenzaamheid.