De duistere stoet.


Daar loopt een weg die niemand wil gaan. Een weg vol gevaar, duisternis en argwaan. Deze weg waar dood regeert en angst is normaal. Een gebied vol leed en pijn en verdriet, vol angstaanjagend kabaal. Deze weg gekend door zij die zijn gemarteld en geslagen, zij die oneindig lang vernedering en spot moesten verdragen.


He! Keek je opzij toen ze voorbij kwamen in een grote lange rij? Zag je hoe angstig ze waren, overgeleverd aan de drijvers des doods. Hoorde je hun stemmen en hun pijn, hun nood? Ik keek omhoog en schreeuwde, “ Mijn God, Mijn God! Waarom heeft U ze verlaten? Waarom worden ze al eeuwenlang zo onmenselijk gestraft?” Misschien keek ik wel opzij? Misschien wilde ik hun pijn niet horen of zien en was ik bang dat ik erbij moest horen, misschien?


Als wij mensen alleen maar God de schuld geven van alle onrecht die wijzelf doen? Waar blijft dan onze moed om er dan ook werkelijk zelf iets aan te doen? Want zo loopt er een duistere stoet door vele streken en landen! Wij hebben Joods bloed aan onze handen.


Ik zie een pad dwars door de rode zee waarin God Zijn volk zal leiden en brengen in het beloofde land. O, kerk die zegt het verbondsvolk te zijn, jij zal in de diepste duisternis vergaan! Want wie zegt op Gods plek te staan zal Hij met Zijn roede aan miljoenen stukjes slaan!